Dood en leven
Naar aanleiding van het Bijbelboek Ezechiël, hoofdstuk 37.
Ezechiël was een profeet tijdens de ballingschap van het land Israël. Het tien-stammenrijk Israël was al lange tijd geleden weggevoerd; nu was het de beurt aan de stam Juda, ook zij werden uiteindelijk weggevoerd in ballingschap. Ezechiël werd met hen mee weggevoerd naar Babel. Het is tijdens deze ballingschap dat Ezechiël profeteert namens God. De profetieën hebben betrekking op het weggevoerde volk. Het volk ligt in rouw, het zucht en steunt en ziet geen hoop meer. Ze zitten werkelijk bij de puinhopen van hun leven. In het eerste gedeelte van het Bijbelboek laat Ezechiël zien waarom het zover moest komen. Het volk was ongehoorzaam en God voelde Zich gekwetst. Het was door eigen schuld dat het volk nu haar wonden moet likken. Wat verderop in het Bijbelboek verschijnt er licht aan de horizon. Er rijst hoop voor het volk, want God zal Zijn beloften nakomen. Hij is een God van gerechtigheid en oordeel, maar ook een God van vergeving en vernieuwing. Hij zal alles nieuw maken. Ezechiël 37 laat zien hoe dit in zijn werk gaat. De dorre beenderen zijn als het volk dat er dood bij ligt. Doods en verlaten. Aan zichzelf overgeleverd. Maar dan gebeurt het: er verschijnen pezen en vlees en er groeit huid. En dan worden de aaneen gehechte beenderen doorblazen met levensadem. Het volk komt tot leven en wordt weer verbonden aan de levensadem van God. Daar begint het mee. Vervolgens is er de belofte dat het volk weer terug zal keren naar het land Israël. Niet alleen de stam Juda zal terugkeren, maar ook de overige stammen. En zij zullen weer samen één volk vormen.
Ook wij mogen bij dit volk van God horen. De vraag is of we levend of dood zijn. Heb jij het leven al gevonden? Laat je tot leven brengen door God.
Ezechiël was een profeet tijdens de ballingschap van het land Israël. Het tien-stammenrijk Israël was al lange tijd geleden weggevoerd; nu was het de beurt aan de stam Juda, ook zij werden uiteindelijk weggevoerd in ballingschap. Ezechiël werd met hen mee weggevoerd naar Babel. Het is tijdens deze ballingschap dat Ezechiël profeteert namens God. De profetieën hebben betrekking op het weggevoerde volk. Het volk ligt in rouw, het zucht en steunt en ziet geen hoop meer. Ze zitten werkelijk bij de puinhopen van hun leven. In het eerste gedeelte van het Bijbelboek laat Ezechiël zien waarom het zover moest komen. Het volk was ongehoorzaam en God voelde Zich gekwetst. Het was door eigen schuld dat het volk nu haar wonden moet likken. Wat verderop in het Bijbelboek verschijnt er licht aan de horizon. Er rijst hoop voor het volk, want God zal Zijn beloften nakomen. Hij is een God van gerechtigheid en oordeel, maar ook een God van vergeving en vernieuwing. Hij zal alles nieuw maken. Ezechiël 37 laat zien hoe dit in zijn werk gaat. De dorre beenderen zijn als het volk dat er dood bij ligt. Doods en verlaten. Aan zichzelf overgeleverd. Maar dan gebeurt het: er verschijnen pezen en vlees en er groeit huid. En dan worden de aaneen gehechte beenderen doorblazen met levensadem. Het volk komt tot leven en wordt weer verbonden aan de levensadem van God. Daar begint het mee. Vervolgens is er de belofte dat het volk weer terug zal keren naar het land Israël. Niet alleen de stam Juda zal terugkeren, maar ook de overige stammen. En zij zullen weer samen één volk vormen.
Ook wij mogen bij dit volk van God horen. De vraag is of we levend of dood zijn. Heb jij het leven al gevonden? Laat je tot leven brengen door God.
Wat een vreselijke foto! Ieks...
BeantwoordenVerwijderen