De week van Sela (1)

Mensen die mij goed kennen weten dat de muziek van de christelijke band Sela bij mij veruit favoriet is. In mijn persoonlijke jaaroverzicht van Spotify is ook al een paar jaar te zien dat ik de meeste uren naar Sela luister. Hun teksten raken mij. Ze gaan dan ook over het leven van alledag. Het zijn geen verheven ‘hallelujateksten’ maar beschrijven de rauwe randen van het leven. Waarbij er lang niet altijd antwoord te vinden is op de vragen die wij hebben. Maar steeds is er die lichtbundel die wijst naar de hoop die we mogen hebben in Jezus. Hij, de Koning der koningen, Zoon van God, hoofd van alle machten en krachten, Hij is het die ons liefheeft en bewogen is met ons bestaan.

Deze week laat ik iedere dag een lied van Sela voorbijkomen en ik deel daarbij graag waarom dit lied me zo raakt.

De mensen die we missen

Er zijn veel mensen die ik ontzettend mis. Ooit maakten ze in meer of mindere mate deel uit van mijn leven. Hoewel de dood altijd op de loer ligt was hun sterven toch nog onverwacht.

Mijn moeder
Ik denk allereerst aan mijn lieve moeder. Op 65-jarige leeftijd stierf zij plotseling. Ze had wel wat kwalen en al jaren last van hoofdpijn. Tot een paar dagen voor haar overlijden wisten de medici niet wat er aan de hand was. Uiteindelijk ontdekten ze dat haar hartklep verkalkt was en ze zou met spoed geopereerd moeten worden. Helaas kwam deze bevinding te laat. Op 11 december 2008 blies mijn moeder haar laatste levensadem uit. Tot groot verdriet van haar man, (klein-)kinderen en vrienden. Ik herinner me de zaterdagen; mijn moeder belde me dan in de ochtend op of ik zin had om met haar te gaan winkelen en iets te drinken bij ’t Voorhuys. Dat vonden we allebei gezellig. Mijn kinderen heeft ze helaas nooit gekend. Over haar geloof in God wist ik weinig, daar sprak ze eigenlijk nooit over. Toen ik na haar overlijden door haar Bijbel bladerde kwam ik een aantal met de hand geschreven gebeden tegen die getuigden van een groot geloof. Ik vond het jammer dat we het daar nooit met elkaar over hadden gehad. Toch was ik blij en in vrede liet ik mijn moeder los in de handen van de Vader.

Mijn vader
Mijn vader overleed tweeëneenhalf jaar geleden. Met hem had ik een hele andere band dan met mijn moeder. Hij was de man die altijd praktische klusjes deed in het ouderlijk huis en later ook in mijn eigen huis. Hij stond altijd klaar om te helpen en was een harde werker die er graag voor zorgde dat er voldoende brood op de plank stond. Hij genoot van zijn werk waarin hij veel contact had met andere mensen. Persoonlijke gesprekken die ik met hem had gingen nooit heel diep en over het geloof discussieerden we regelmatig. We stonden nooit op één lijn, maar dat wisten we van elkaar. Mijn vader kreeg een paar jaar vóór zijn overlijden een longziekte en dat maakte dat hij het leven moe werd en op een bepaald moment zei: ‘Het is goed geweest, ik heb een mooi leven gehad.’

Mijn beste vriend
Ik denk aan Wim, mijn allerbeste vriend. In de vierde klas van de HAVO leerden we elkaar kennen. Zijn vader had een zeldzame ongeneeslijke ziekte en overleed in het examenjaar. Ondanks de moeiten en het verdriet slaagde Wim toch voor het HAVO-examen. Ik had er bewondering voor. Bij hem thuis was er veel aandacht voor het geloof. Aan tafel werd er gezongen en uit de Bijbel gelezen. Ik voelde me er thuis en het was daar dat mijn interesse in God begon te groeien. Wim nam me mee naar de kerk, naar de jeugdclub en naar de EO-Jongerendag. We gingen samen op vakantie en deelden lief en lied. Bij hem waren geen woorden nodig. In stilte konden we al genieten van elkaars gezelschap. De kans bestond dat hij dezelfde ziekte zou krijgen als zijn vader. Later hoorde ik dat die kans zelfs 50% (!) was. Toen we beiden de twintig jaar gepasseerd waren en op vakantie waren in Zwitserland vroeg ik hem of hij niet wilde weten of hij de ziekte had. Hij zei toen: “Wat heb ik eraan als ik het nu al zou weten?” Wetend dat de ziekte niet te behandelen was. Jaren later werd alsnog duidelijk dat hij drager was van dezelfde ziekte. Hij was tot steeds minder in staat.
Allebei kregen we een gezin en kinderen (hij wel wat eerder dan ik). Soms groeiden onze wegen uit elkaar tot ze later toch weer samenkwamen. Een paar weken voor zijn overlijden wandelden we nog wekelijks. Hij zat in zijn rolstoel in ik duwde hem voort. Enkele weken later zou hij 48 jaar worden en ik zei nog: ‘dan hoor je ook bij de club van 48-jarigen!’ Dat haalde hij niet. Op een ochtend kreeg ik bericht van zijn vrouw dat hij was overleden.

Zo zijn er verschillende mensen die niet meer in leven zijn. Familie, vrienden en gemeenteleden. Hoewel de pijn van het gemis slijt, blijft de herinnering aan hen springlevend.




Reacties

Populaire posts